DE VIJF VOCALEN

Thema uit de geschiedenis van De Vijf Vocalen


Oorlogstijd: 1944-1945


1944
Onder steeds moeilijker omstandigheden hield de boekhandel stand tot in het voorjaar van 1944.

Op 9 maart 1944 werd een onbeduidend dichtbundeltje verkocht genaamd 'Maar ja, Marja, geschreven door A. Marja, pseudoniem van Arend Theodoor Mooy (1917- 1964). Zoals directeur M.J. Visser schrijft: Drie stuks te goeder trouw ingekocht, niet wetende dat er drie gedichten in stonden die als anti-nationaalsocialistisch beschouwd konden worden.
Toch had de auteur in 1942 geweigerd zich in te schrijven bij het Letterengilde, onderdeel van de Kultuurkamer, waardoor hij niet meer legaal kon publiceren.
Bij de inkoop was men afgegaan op de goede reputatie die hij had gekregen door de in 1941 verschenen bundel 'Snippers op de rivier'.


SLUITING ZAAK
Op 18 april om tien uur verschijnt hoofdrechercheur van de Haagse Politie Roerdinkhalder vergezeld van twee rechercheurs in de winkel. Hij toont aan Visser een document waarin de President van de Nederlandse Kultuurkamer hem het lidmaatschap ontzegt.
Oorzaak daarvan is het verkopen van boeken die op ongeoorloofde wijze zijn gedrukt en uitgegeven.
Het boekje 'Maar ja, Marja' was daar een voorbeeld van. Voor dat boekje was geen papiertoewijzing verkregen en ontbrak een 'Kennnummer' zoals voorgeschreven in Verordnungsblatt nr. 7 van 27 juni 1940.

Hoewel er gerechtelijk beroep mogelijk was tegen zo'n beslissing, was besloten om de zaak direct te sluiten en te verzegelen.
Visser wees de rechercheur erop dat hij ook nog bij de Kultuurkamer ingeschreven stond als kantoorboekhandelaar en die afdeling dus niet gesloten mocht worden, maar die zou dat doorgeven en ging aan de slag met de verzegeling.





Donderdag 20 april kwam de rechercheur terug met de heer Oosthoek, gemachtigde van de Kultuurkamer. De Vijf Vocalen mocht weer schrijfwaren etc. verkopen, maar wel onder toezicht en leiding van Oosthoek.
De verzegelde ruimten gingen open om de artikelen te verplaatsen naar de hal, van waaruit de verkoop zou gebeuren. Ook was er toestemming om één etalage in te richten met schrijf- en papierwaren. Chef Belletrie Van Broek mocht gaan etaleren, maar wel onder het toeziend oog van Oosthoek, doch die kreeg er onverwacht genoeg van. Van Hoek moest direct uit de etalage en uit de winkel die weer verzegeld werd.
Roerdinkholder had tijd om te blijven en bood aan dat het etaleren verder zou gaan, maar Oosthoek was onvermurwbaar. Hij zou maandag terugkomen en tot dan mocht niemand de winkel in. Als hij er weer was, kon het etaleren worden voortgezet.

Visser wist van dit alles niets, want hij was - vergezeld van advocaat Beltman - met de trein naar Apeldoorn gereisd om bij Prof. J. van Dam, Secretaris-Generaal van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming zijn beklag te doen.

In 1943 verhuisde een aantal ministeries vanwege de dreiging van een invasie naar de provincie, zodat Visser voor dit overleg een hele dag weg was van de zaak en Bedrijfsleider Heule daar verantwoordelijke was. Overigens was deze Heule Vissers beoogde opvolger, omdat hij geen zoons had
Van Dam, op de foto bij een tentoonstelling van het wetenschappelijk Duitse boek, was een omstreden figuur die zeer 'Deutschfreundlich' was, en met slechts de toezegging dat de kwestie zou worden bekeken keerden de heren terug naar Den Haag.

De dag na zijn terugkomst uit Apeldoorn ging Visser bij de winkel kijken en zag de niet geheel ingerichte etalage. Op een plankje bovenin stond een exemplaar van Mein Kampf, waarvan het sinds de bezetting verplicht was in de etalage te plaatsen.
Doorgaans stond het in een vergeten hoekje, maar nu was de Führer goed zichtbaar en - omdat schrijf- en papierwaren in brede zin werden gezien - was er wc-papier omheen gedrapeerd en was ernaast een kartonnen schoolklok die op vijf over twaalf stond geplaatst.

Visser onderhield Heule en van Broek hierover en kreeg te horen dat ze van Oosthoek zo abrupt met etaleren moest ophouden dat ze geen gelegenheid hadden om vanaf de stoep de etalage in ogenschouw te nemen. Later hadden ze het wel gezien, maar mochten van Oosthoek de winkel niet meer in.

Zaterdagochtend verscheen Untersturmführer Vogel van de Sicherheidsdienst in de zaak en maakte aanmerkingen op de etalage waarop Visser en de zijnen naar Oosthoek wezen onder wiens toeziend oog dit tot stand was gekomen. Vogel liet Oosthoek ontbieden die met een mond vol tanden stond. Het boek werd uit de etalage genomen en die werd opnieuw verzegeld.
Hij zegde toe maandag terug te komen met ambtenaren van de Kultuurkamer om alle voorraden te controleren. Vogel ging akkoord en zou erbij zijn.

Vrijdag, zaterdag en maandagochtend zijn er nog kantoorartikelen verkocht. Geen boeken, maar toen 's maandags de SD kwam moest het publiek de winkel uit en de voordeur dicht.
Onder leiding van Hauptsturmführer dr. G. Müller werden de heren Visser en Heule verhoord. Van Broek was absent vanwege vakantie evenals een groot deel van het personeel dat bij een gesloten winkel niet nodig was.

Inmiddels gingen onder leiding van dr. H. Lohse van het Referat Schriftum, Vogel (SD), Oosthoek met collega's van de Kultuurkamer en twee rechercheurs de hele voorraad onderzoeken. Ze stelden ongeveer 40 titels afzonderlijk omdat men dacht dat deze 'zwart' waren gedrukt. Visser en Heule kregen opdracht om hiervan alle facturen en inkoopgegevens op te zoeken.
Untersturmführer Vogel zei: "Meine Herren, Wir stellen fest dass diese Bücher mir gehören, das heist, dem Deutschen Staat. Ich werde daraus neues Papier anfertigen lassen".


ARRESTATIES
Woensdag 26 april heeft Van Broek zich op uitnodiging gemeld bij de SD aan het Binnenhof 7 en is vervolgens overgebracht naar het kantoor van de SD aan het Plein hoek Lange Poten waar men hem drie dagen lang verhoort.
Nadat bedrijfsleider Heule zich daar meldt en zich verantwoordelijk verklaart, omdat ten tijde van het etaleren directeur Visser niet aanwezig was laat men Van Broek vrij.

Heule wordt vervolgens vijf weken vastgehouden in de Scheveningse gevangenis ('Oranjehotel') en steeds voor verhoor overgebracht naar het SD gebouw aan het Plein 1. Pas op 16 mei geeft Vogel toestemming aan Visser om Heule aan het Plein te bezoeken.

Ondertussen ontketent Visser een brievenoffensief. Hij schrijft brieven naar Dr. Müller waarin hij aangeeft in welke erefuncties hij met goedkeuring door de Duitsers is benoemd (Voorzitter Vakgroep Detailhandel Kantoorbehoeften en Postzegels, en lid van de Raad van Bestuur voor de Pluimveeteelt) en vraagt de zaak weer te mogen heropenen. Er komt geen antwoord. Diens rechterhand Vogel krijgt een soorgelijke brief

Aan Feldwebel Sauerbrij die privé bevriend was met Heule vraagt hij om ook naar dr. Müller te schrijven en een goed woordje te doen. Dat doet die ook.
Ene dr. Vollmer een Duitser die al lang klant is, krijgt een soortgelijke brief waarin Visser ook aangeeft dat Heule's vrouw is bevallen van een dochter.
Directeur Bredow van Van Ditmers Boeken Import krijgt een verzoek om Müller te benaderen en Visser schakelt advocaat Rens in.

Naarmate de tijd verstrijkt lijkt de interesse van de SD te verflauwen en is met een mededeling van Dr. Müller, de kwestie van het 'Schaufenster' afgedaan. Het was een onachtzaamheid bij het etaleren geweest, en als Van Broek van Oosthoek gelegenheid had gekregen om zijn werk van buitenaf te bekijken, had hij de onjuiste plaatsing van Mein Kampf opgemerkt en hersteld.
Müller geeft de zaak over aan de juridische afdeling van het Reichskommissariat en Heule wordt op zaterdag 3 juni vrijgelaten.
De sluiting van de zaak vanwege de verkoop van 'Maar ja, Marja' duurt voort.

Eveneens in het pand aan het Plein was Dr. Berger van de SD die van Visser een opgave wilde hebben van de omvang van de schade door de sluiting. Die komt tot een bedrag van ƒ 17.000 en stipt daarbij aan dat hij bij zijn moeder al ƒ 20.000 heeft geleend om de salarissen te betalen. Meer geld heeft zij echter niet en zijn eigen liquiditeit is nooit sterk geweest, zo merkt hij op.
Behalve een berekening wil Dr. Berger ook Brinkmans Cumulatieve Catalogus van 1900-1940 van de boekhandel lenen, want die heeft er momenteel toch niets aan.
Visser bezorgt hem de 13 delen en de berekening met het verzoek snel tot een uitkering te komen, want anders kan hij binnenkort niet meer voldoen aan zijn verplichtingen.

Op maandag 5 juni komt het personeel bijeen in het huis van Heule waar Visser hen meedeelt dat het personeel dat niet nodig is voor de boekverkoop zich bij het antiquariaat van Van Stockum kan melden waar hij ze detacheert met behoud van loon.

In tegenstelling tot de boekwinkel was het antiquariaat niet gevestigd aan het Buitenhof, maar in een statig pand aan de Prinsegracht 15 waar ook veilingen werden georganiseerd.



VERWALTER AYTINK
Een paar dagen eerder, op 2 juni, hoort Visser dat er plannen zijn ene Aytink, employé van de Boekehof aan de Amsterdamse Heerengracht, aan te stellen als Verwalter bij Mensing & Visser.
Die kent hij als een notoire oplichter waarvan hij in 1938 slachtoffer is geweest en schrijft dat aan het Referat für Volksaufklarung und Propaganda en mag het daar mondeling komen toelichten.
Hij krijgt de toezegging dat hij deze man niet op z'n dak krijgt, maar krijgt niet te horen dat er geen Verwalter komt. Daarover voelt hij zich niet gerust en schrijft: Ik zou mij ten hoogste gegriefd gevoelen, behandeld te worden als een Jood, temeer omdat ik mijn tijd en liefde sedert jaren ook gegeven heb aan de algemene zaak, blijkende uit een aantal erefuncties welke ik bekleed heb.
Een hele lijst volgt in deze notitie die hij niet specifiek voor iemand schreef, dus meer het doel had zijn frustraties aan het papier kwijt te kunnen.
Ook geeft hij aan dat hij slechts enkele keren in Engeland en Frankrijk op vakantie is geweest en talrijke keren in Duitsland en geeft zelfs de streken/steden aan waar hij vertoefde en prettige omgang met de Duitsers had. Hij besluit:
Als ik mij niet vergis is alles wat mij overkomt te wijten aan die gebeurtenis waarbij ik Lohse het boekje cadeau gaf.

Dat hij na het gesprek niet gerust was blijkt terecht, want nadat hij in zijn agenda op 6 juni kort maar krachtig 'Aanvang Invasie' schrijft belt Aytink op en vraagt of Visser hem die dag kan ontvangen. Er wordt een afspraak gemaakt voor 17.30 uur.
Tijdens het gesprek laat Aytink zich voorstaan op z'n connecties met de Duitsers en zegt dat hij als Verwalter Visser zolang de oorlog duurt voor erger kan behoeden. Als hij de baan niet krijgt zal ene Wijers Verwalter worden en zal Visser het een stuk moeilijker krijgen.

Die wordt op zijn beurt op 9 juni ontvangen door H.L. Woltersom, voorzitter van een naar hem genoemde commissie die het bedrijfsleven in Nederland moest organiseren naar Duits Model. Hij is op dit terrein adviseur van Seys-Inquart.
Woltersom vertelt Visser de zaak in handen te hebben gegeven van H.D. van Maasdijk, President van de Nederlandsch-Duitsche Kultuurgemeenschap.
Woltersom zegt toe één en ander ook tijdens een lunch te zullen bespreken met de secretaris-generaal van het departement van Handel, Scheepvaart en Nijverheid, H.M. Hirschfeld die in de oorlog als de machtigste ambtenaar werd gezien.

Ook anderszins krijgt Visser te maken met overheidsinstanties. Begin juni moet hij zich melden bij het Gewestelijk Arbeidsbureau met lijsten van het personeel en al hun gegevens. Er zal worden bekeken of zij in aanmerking komen voor vrijstelling van de Arbeidseinsatz. Van de 25 medewerkers, inclusief de directie.
Hij meldt zich met gevraagde en ongevraagde gegevens zoals een schema met daarop per dagdeel aangetekend of medewerk(st)ers aanwezig waren etc.. Uitgevouwen ongeveer twee meter lang en waaruit men kon zien dat 'Pünktlichkeit' hem niet vreemd was.
Het was in 1944 aan werkgevers verboden om mannen tussen de 17 en 40 jaar die voor de Arbeitseinsatz geschikt waren in dienst te hebben en blijkbaar hield Visser zich daaraan, want op de uitnodiging voor de controle noteert hij: 'bezocht en in orde'.

VERWALTER WIJERS
Op zaterdag 10 juni steekt Lohse vanaf het paleisje de Kneuterdijk over en stelt aan Visser de heer H.O. Wijers voor. Die toont hem een afschrift van een benoeming door de President van de Kultuurkamer waarin staat dat hij is aangesteld inplaats van Aytink. Wat zijn taken zijn staat niet vermeld.
Zoals hij het zelf omschrijft voelt Visser zich gegriefd en vernederd, en vermoedt dat dit alles in opdracht van de SD gebeurt en dat eveneens de concurrentienijd van een in het Noordeinde gevestigde N.S.B. collega van invloed is.

Hij gaat terstond aan het werk om de antecedenten van Wijers te achterhalen. Laat hem om te beginnen een aanmeldingsformulier voor de vakcursus invullen en - omdat Wyers aangeeft in Amsterdam te hebben gewerkt informeert hij daar bij collega's.
Van één krijgt hij antwoord: Bij het Bolwerk, een NSB boekhandel in Amsterdam is Wijers ontslagen vanwege te weinig vakkennis. Hij vroeg een hoog salaris, maar handelde daar niet naar.
Ook schrijft men over hem dat hij volkomen eerlijk is en hij de indruk gaf van een handige vlotte jongen.
De brief eindigt met: 'Veel tegen te pruttelen is er dus niet'.

Nu schakelt Visser de Wassenaarse advocaat mr. F.G. Rens in om zijn recht te halen en heeft later met hem een gesprek bij Jhr. De Ranitz van de Nederlandse Kultuurkamer waarin de heren nogal worden geschoffeerd.

Het mag dan ook geen verassing heten als mr. Rens op 3 juli een brief ontvangt waarin staat dat de genomen maatregelen gehandhaafd blijven. Vooral omdat Visser zich door tal van feiten een tegenstander van het Nationaal Socialisme toont en dat met zijn bedrijf duidelijk tot uiting brengt. De feiten worden niet benoemd.
Visser vindt het een slag in de lucht. Hij heeft zelfs meer Duitsgezinde lectuur ingekocht om ook de N.S. klanten van dienst te zijn. Hij besluit (voor zichzelf) dat het een onrechtmatige daad van De Ranitz is.
Wellicht een predikaat dat gedurende de bezetting wel vaker van toepassing was.

De president van de Nederlandsche Kultuurraad Prof.dr. Snijder (een overtuigd collaborateur) ontvangt thuis een brief van Visser waarin die het heeft over de ƒ 1.800 inkomstenderving die hij wekelijks heeft, en de problemen die Haagse scholieren krijgen nu De Vijf Vocalen ze niet meer van schoolboeken kan voorzien.
In het antwoord wordt Visser de oren gewassen over het lastig vallen op het privé adres: "Waarom zou ik mij ermee bemoeien? Ik ken U niet". En: "U bent schuldig aan verzuim".
Het 'Hoogachtend' onderaan de brief detoneert eigenlijk.

Ook uit de agenda van Visser ontstaat een beeld van gebrek aan steun. In juni bezoekt en belt hij veel collega's en hoge ambtenaren, maar doorgaans staat er achter de naam: 'wil niet' of 'kan niet'.
Dat geldt ook voor een bezoek dat hij brengt aan de Haagse wethouder van Onderwijs om hem te wijzen op de gevolgen van het niet verstrekken van schoolboeken aan de leerlingen.
Wèl morele steun krijgt hij van zijn collega's Petri van Van Stockum en Dijkhoffz van de gelijknamige boekhandel op de Plaats.

In een brief van De Ranitz aan advocaat Rens schrijft deze dat de verkoop van het boekje wellicht niet voldoende reden voor sluiting is, maar dat er een reeks van feiten is waaruit blijkt dat Visser tegenstander is van het nationaal socialisme en dat bij de uitoefening van zijn bedrijf tot uiting brengt.
Visser reageert nog naar mr. Rens dat hij niets in voorraad heeft dat anti Nationaal Socialistisch is en dat hij - in tegenstelling tot de meeste collega's nieuwe uitgaven van uitgevers van Nationaal-Socialistische richting koopt, juist omdat hij klanten van die richting keus wil bieden.

Het is een opportunisme waar mr. Rens niet in mee wil gaan en er gaat geen brief uit.

Het is duidelijk dat de komst van Verwalter Wijers niet is tegen te houden en er is meer gelegenheid voor vrije tijdsbesteding. De zondagen brengt hij vaak door met zeilen of roeien op de Kaag.
Hoewel het hem privé niet slecht gaat (ook in dit 4e oorlogsjaar heeft hij nog een auto) maakt hij zich zorgen en schrijft in een notitie: Het blijft toch mijn zaak? Wijers heeft van de Kultuurkamer gehoord dat ik niet werkzaam kan blijven. Zou dit impliceeren dat men de firma wil naasten?
en
Hoeveel salaris moet ik betalen voor Wijers? Hoeveel mag ik zelf toucheren? Kan ik geheel financieel beheer niet zelf in handen houden?
Het wordt nu rustiger. Rens heeft geadviseerd een inventarisatie te doen en dat doen Visser en Heule samen op een zondag. Er blijkt voor ƒ 123.900 in de kasten te staan.

Rond koffietijd op maandagochtend 10 juli brengt Dr Lohse van het Referat Schriftum Verwalter Otto Wijers naar de Kneuterdijk 11. Wellicht om verzet van directeur Visser te controleren is rechercheur Roerdinkholder meegekomen, maar het blijft rustig.
Men laat Wijers achter in de zaak met als opdracht een balans voor Lohse te maken. Die is daar de verdere dag mee bezig waarbij Visser hem van wat gegevens voorziet. Onder andere heeft die becijferd dat iedere dag sluiting van de boekhandel ƒ 494,32 schade veroorzaakt. Visser ziet hem om half vijf met de balans naar de overzijde van de Kneuterdijk lopen en hij komt die dag niet meer terug.

De merkbare aanwezigheid van Wijers daarna zal zeer beperkt zijn geweest, want waar Visser dagelijks talrijke A4-tjes uit de schrijfmachine liet rollen, blijft de Verwalter een onbeschreven blad. Of hij in de directiekamer is gaan zitten vertelt de geschiedenis niet en men kan zich ook afvragen welke werkzaamheden hij kon hebben in een winkel zonder personeel en klanten, want de kantoorboekhandel die mondjesmaat door ging viel buiten zijn mandaat.

Wel krijgt hij tegen het eind van de maand toestemming van zijn bazen om een greep uit de kas te doen van ƒ 500. Voor 2/3 maand loon is dat voor die tijd een riante beloning. Bovendien netto.




OORLOGSZOMER
Nu de druk van de ketel is, is er zelfs gelegenheid voor een zogenaamd gemeenschapsuitje met het personeel (15 personen en zonder Wijers).
Op een zonnige en warme vrijdag eind juli vaart men van Rotterdam over de Lek naar Schoonhoven.

Inmiddels onstaat er een liquiditeitsprobleem. In juni heeft Vissers moeder een lening verstrekt om hypotheekrente en personeel te betalen, maar nu lukt dat niet meer. Wijers en Visser gaan gezamenlijk naar de Nederlandsche Middenstands bank aan het Tournooiveld voor een krediet.

Eind juli onderneemt Visser weer actie die erop gericht is om de winkel te heropenen. Hij blijft nu meer op de achtergrond en stuurt advocaat Rens naar allerlei instanties.

Zonder uitzicht op heropening neemt hij vanaf 3 augustus vrij. Zoals hij noteert zijn het dagen met mooi weer en brengt hij ze roeiend, zeilend en zwemmend door op de Kager plassen en wandelt hij veel vanaf de Kneuterdijk naar Warmond waar zijn boot ligt. En met twee vrienden luncht hij bij 'De Poort van Kleef' in de Vlamingstraat voor ƒ 8,25.

Wel krijgt hij een brief van mr. Rens die schrijft dat de kwestie nu ligt bij de Generalkommissar für Finanz und Wirtschaft, dr. Hans Fischböck. Rens heeft hem nog niet persoonlijk gesproken, maar door uitlatingen van diens medewerkers kan hij opmaken dat er geen sprake zal zijn van verbeurdverklaring of verplichte liquidatie van de zaak. Men wil slechts controle zodat er geen anti-Duitse handelingen meer kunnen voorkomen.

De laatste week van augustus mengt hij besprekingen met mr. Rens en anderen met privé zaken en richt en passant de Grote Hoenderbond op.

HEROPENING ZAAK
Op vrijdag 28 augustus ontvangt Visser thuis een brief van mr. Rens waarin die schrijft dat de zaak weer geopend mag worden. Wel met wat restricties:
- Visser mag er zelf niet in werken;
- Bedrijfsleider Heule mag alleen administratief werk doen en niet in de winkel komen;
- van Broeke (van de gewraakte etalage) krijgt ontslag;
- Verwalter Wijers bepaalt het bedrag dat Visser ontvangt. Dat heeft hij nog niet gedaan, zodat die vermoedt dat dat nihil zal zijn.

Lohse wijst erop dat hij de Kneuterdijk 11 moet mijden wat voor hem een tantaluskwelling zijn geweest. Met zijn vrouw, twee dochters en huishoudster woonde het gezin op de tweede etage boven de winkel en mocht slechts via de trap aan de Hoge Nieuwstraat naar en van huis.

Er was dus geen reden voor een feestelijke heropening, maar in ieder geval kunnen de klanten er vanaf zaterdag 29 augustus weer terecht. De voorraad was sinds de sluiting ongewijzigd gebleven en het personeel kwam terug van Van Stockum.
Heule maakt een berekening van de personeelslasten over de maanden van detachering waaruit blijkt dat per 1 augustus mejuffrouw Vera Mes haar intrede bij De Vijf Vocalen heeft gedaan. Zij zal de zaak trouw blijven tot de definitieve sluiting en voor alle medewerkers die ooit bij de boekhandel hebben gewerkt als een markante vrouw in de herinnering zijn gebleven.

Na de heropening is Verwalter Wijers slechts vijf dagen in de zaak geweest en kwam na 5 september nog maar sporadisch. Hij woonde in Leiden en durfde niet meer te reizen, omdat de treinen vrijwel dagelijks werden beschoten. De keren dat hij het erop waagde was om zijn ƒ 500 'salaris' op te halen.
Ook had hij eind september een baan bij de Landwacht (een soort hulppolitie) in Delft gekregen waar hij kost en inwoning, een jachtgeweer en een toelage van ƒ 20 per week kreeg. Naast zijn beloning als Verwalter wel te verstaan.

Thuis schrijft Visser enkele brieven aan collega's over de heropening en de opgelegde voorwaarden en bezorgt er een paar persoonlijk.
Prompt wordt hij ziek en schrijft in zijn agenda dat hij boven onder de wol is gegaan en blijft daar enkele dagen. Blijkbaar ontvangt hij daar het nieuws en noteert dat Dieppe is bevrijd. Ook schrijft hij diplomatiek dat zijn terugkeer in de zaak misschien wel door internationale ontwikkelingen bespoedigd wordt.

Enkele dagen later noteert hij de bevrijding van Gent, Zeebrugge en Oostende. Dat bleek onjuist. Wel was Gent een dag eerder bevrijd, de kustplaatsen volgden pas medio september. In de aanloop naar 'Dolle Dinsdag' deelt hij het optimisme van de bevolking over het naderende einde van de bezetting.
Om de vaste klanten te informeren stelt hij alvast wat concept teksten op. Eén ervan begint met: ' Een boze droom heeft dezer dagen een einde genomen. Een boze droom waarin wij Nederlanders 4 jaar hebben geleefd, doch die voor ons en onze medewerkers op 18 april j.l. erg beklemmend werd toen.....

waarna een verslag volgt van de gebeurtenissen rond en na de sluiting en de heropening van de zaak. Bij een volgend concept betrekt hij zichzelf.
De bevrijding van ons land, een feit waar wij vier jaren naar uitgezien hebben betekent voor mij als boekhandelaar nog iets meer sedert op 18 april mijn zaak gesloten werd.

En ook hier een uitgebreide beschouwing waarbij hij van zijn hart geen moordkuil maakt, en kwalificaties geeft aan enkele betrokkenen die ver af staan van wat hij in de aanhef van brieven aan hen schreef.

Op dolle dinsdag (5 september) blijkt dat de boze droom door gaat en de concepten de la in kunnen, en - hoewel Wijers zich dus niet vaak meer in de zaak laat zien - kan Visser nog niet zijn werkzaamheden hervatten, want het verbod loopt door en Lohse kan de zaak vanaf de overzijde zelfs persoonlijk in de gaten houden.

In één van de spaarzame momenten dat Wijers er wèl is maakt hij zich nuttig, want schrijft een briefje naar een 'kameraad' die bij de politie werkt om te verzoeken een in beslag genomen fiets van een medewerkster terug te geven omdat zij hem voor haar werk nodig heeft. Het zal de enige keer zijn geweest dat een tekst met een briefhoofd van De Vijf Vocalen wordt afgesloten met de NSB groet 'Hou zee'!

Het leven van Visser kabbelt voort met wandelen en watersport en op 27 september schrijft hij over de bruiloft van zijn jongste dochter Tilly met een telg van de familie Van der Heem (van de Van der Heem fabrieken) die in de Hoge Nieuwstraat wordt opgehaald door een auto met paard ervoor.
Soberheid was troef in deze tijd en de bruiloft werd afgesloten met een lunch in Café de la Paix aan de Scheveningseweg.

Waar eerder nog Wijers van zijn contacten gebruik maakt om een fiets terug te krijgen, dreigt Visser enkele maanden later die van hem kwijt te raken. Wijers inschakelen lijkt geen goed idee en via zijn dochter heeft hij nu contact met de firma Van der Heem die gedwongen enkele artikelen voor de bezetters fabriceert waardoor het bedrijf de mogelijkheid heeft om voor personeel een ausweis te krijgen waarmee ze hun fiets kunnen behouden. Visser krijgt een aanstelling als bibliothecaris.



Uit geen enkele bron is te herleiden wanneer Visser weer in de zaak terug is gekomen. Wel dat Wijers begin december bij hem komt om zijn salaris voor die maand te halen. Visser geeft hem het geld en vraagt Wijers waarom hij - terwijl hij uit idealisme NSB-er is geworden - zonder daar iets voor te presteren iedere maand vijfhonderd gulden komt opeisen.
Die antwoordt 'dat ook hij moet leven' en is verbaasd te horen dat Visser weet dat hij thans landwacht in Delft is en wat hij daar opstrijkt. Hij vult aan dat hij ook zijn moeder, die hij na dolle dinsdag naar Twente heeft gebracht, moet onderhouden.
Dat is koren op de molen van Visser die concludeert dat hij dus eigenlijk Wijer's moeder moet mainteneren.
Hoewel Wijers nog tot april 1945 officieel Verwalter is en zich kon laten uitbetalen laat hij zich niet meer zien.

Begin december stuurt de Reichskommissar für Finanz und Wirtschaft Dr. Schröder vanuit zijn ministerie in Almelo naar de Vijf Vocalen een brief waarin hij aangeeft vóór 1 januari 1945 een opgave te willen hebben van de werkzaamheden van Wijers zodat hij diens salaris voor het komende jaar kan vaststellen.
Visser noteert dat hij deze brief rustig naast zich neer legt.

Aan het eind van het jaar noteert hij nauwelijks nog iets over zakelijke activiteiten. Wel heeft hij het druk met het verhuizen van familieleden die geëvacueerd moeten worden. Ook schrijft hij dat hij 10 kg aardappelen voor ƒ 10.00 een kilo appelen voor ƒ 2,75 en een pot jam voor ƒ 7,00 heeft bemachtigd en aan mevrouw Heule heeft gegeven.

Het veelbewogen jaar eindigt hij in zijn agenda met een alfabet met daarachter de phonetische uitspraak in het Engels. Altijd gemakkelijk bij telefoongesprekken met de komende bevrijders.

Schaarste
De steeds nijpender voedselsituatie leidde ertoe dat in de wintermaanden in Den Haag per dag 200 personen stierven. Het personeel van de zaak evenals de familie Visser hebben die periode vrij goed doorstaan.
Boeken waren schaars en daardoor gezocht als ruilobject. Visser heeft daarvan gebruik gemaakt met transacties met handelaren in erwten, tuinbonen en tarwe waardoor hij in staat was aan zijn mensen per week een kilo doperwtenmeel, gedroogde tuinbonen, groene erwten en witte bonen te verstrekken. De hoofden van gezinnen kregen een dubbele portie. Voor het eigen gezin - zo schrijft hij - kon hij ook wel eens 'een stukje vleesch' krijgen in ruil voor boeken.

Ook kon hij meedoen aan de uitzending van een schuit die aardappelen ging halen voor personeel van de fabriek van zijn schoonzoon Jan van der Heem en kreeg elk personeelslid een mud (70 kilo).
Collega's uit het noorden van het land stuurden levensmiddelenpakketten waarin hij het personeel ook liet meedelen.
Het getuigt van een grote onbaatzuchtigheid, en niemand werd in die periode ontslagen hoewel er nauwelijks meer sprake was van enige verkoop. Wel was er afname van het personeelsbestand doordat jongeren zonder gezin, maar met ouders op het platteland ervoor kozen om daarnaar terug te gaan.

Hoewel De Vijf Vocalen in juni nog aan de regels voor Arbeitseinsatz voldeed, werd het in het najaar duidelijk dat niet alle personeelsleden tewerkstelling in Duitsland konden ontlopen. Voor Heule, Van Broek en Hage (beiden zonen van collega's) werd onder de vloer van de winkel een ruimte gemaakt. Op het zand kwam een grote stapel golfkarton die als bed fungeerde. Dekens en jassen moesten hen warm houden.

Onder de codenaam Operatie Sneeuwvlok vindt op 21 november een razzia plaats in Den Haag, Voorburg en Rijswijk waarbij alle voor de Arbeidseinsatz bruikbare mannen tussen 17 en 40 worden opgepakt en op transport gezet. (Op de foto SD-ers op de hoek van de Hoge Nieuwstraat). Nog voordat de winkel open zou gaan wordt er gebeld bij de ingang aan de Hoge Nieuwstraat. Net op het moment dat de drie onderduikers even in de zaak aan de koffie zaten. Door te talmen met open doen hadden ze gelegenheid om terug te gaan in de schuilplaats.
Vijf zwaarbewapende soldaten doorzochten het pand van de zolder tot de kelder en stonden zelfs bij het luik dat de kruipruimte afsloot. Daar was het erg donker waardoor ze het niet zagen, en ze vertrokken zonder 'buit'.

1945
In de wintermaanden werd de druk in de waterleiding minder. Doordat de Kneuterdijk het hoogste punt van de stad is krijgt men er daar het eerste mee te maken. Een gevolg is dat de bewoners van de woning op de tweede etage één lager en later zelfs op de begane grond het water moesten tappen en in emmers en teilen over de trappen omhoog zeulen.
Met gas was men door de hoge ligging spekkoper, want toen er in een groot deel van de stad de fornuizen niet meer aan konden lukte dat hier juist wel.

Voor de verwarming was men aangewezen op kolen. Nog voordat de aanvoer naar het westen helemaal stokte kon Visser ook hiervan met boeken als ruilobject plus bijbetaling 50 mud bemachtigen. Wel waren het Breckcokes, grote brokken die eigenlijk voor stoomtreinen en cv-ketels waren bedoeld. Hier moesten ze in enkele kleine kachels waartoe de medewerkers ze tot kleinere stukken moesten slaan.
In de woning op de tweede etage was één plattebuiskachel om op te koken. In de woonkamer was een kachel en er stond er één in Vissers privékantoor. Daar waren ook zes lessenaars geplaatst waaraan het administratief personeel werkte.
Vanwege de grootte van de winkel werd daar niet gestookt. Het personeel mocht om beurten naar boven komen om zich te warmen.
Toen het broodrantsoen erg karig werd namen de meesten een pannetje eten mee om op te warmen. Om daarvoor gelegenheid te geven werd de winkel van 12.30 tot 13.30 gesloten en werden er 15 pannetjes op de buiskachel opgewarmd.

Het is zaterdag 3 maart 09.00 uur als een Engels squadron per abuis haar bommen, bedoeld voor mobiele V2 installaties in Wassenaar, op het Bezuidenhout laat vallen. Een uur later heeft Visser al tien getroffenen in huis: Bedrijfsleider Heule en zijn gezin. Hijzelf en een gezinslid gewond. Winkelcheffin Van Sloten die met haar tante bij Heule inwoont zijn er en eveneens gewond. Hun huis in de 1e Van den Boschstraat brandt geheel uit. Even later voegden Vissers schoonzus en zwager zich bij het gezelschap. Op 6 december 1944 was hun huis gebombardeerd en had Visser hen met een voor twee gulden gehuurde bakfiets naar het Benoordenhout verhuisd en nu was het weer raak.
Het was vol, daar op de tweede etage plus zolder boven de winkel. In de gang stonden bedden en eten deed men bij toerbeurt. En dan dus ook nog de drie onderduikers in de kelder.
Na enkele dagen evacueerde het gezin Heule naar Haarlem. De anderen bleven in huize Visser.

Op 29 april vallen de eerste voedselpakketten. Het is duidelijk dat de oorlog nu wel bijna ten einde is. Visser is bang dat de Duitsers de vele vernielingen door zullen zetten en vraagt op straat aan mensen waarvan hij weet dat ze naar een radio kunnen luisteren (zelf heeft hij er geen) naar de situatie en hoort dat het een kwestie van dagen is.
Toch is hij verrast als op de avond van 4 mei gerucht op straat is. Dat gebeurt vaker door marcherende Duitsers, maar nu bellen - ondanks de avondklok - om 21.15 uur kennissen aan die vertellen dat Duitsland capituleert.
Het gezin Visser mengt zich in de mensenmassa en loopt naar het paleis Noordeinde waar echter niet meer te zien is dan een wapperende Duitse vlag.
Hij hoort dat het is toegestaan om de volgende dag vanaf 8.00 uur de Nederlandse vlag uit te steken.

BEVRIJDING
De volgende dag (een zaterdag) arriveert Heule al vroeg en om 7.00 uur begint hij met visser aan het inrichten van een bevrijdingsetalage en steken ze de vlag uit.
Even later stopen ze ermee, want ze vernemen dat in de Parkstraat Duitse soldaten zijn die mannen fouilleren, fietsen in beslag nemen en op vlaggen schieten. Die gaat ook weer naar binnen. De bezetters voelen zich nog heer en meester, want de geallieerden zijn nog lang niet in Den Haag.

De eerste geallieerden zijn enkele Canadese en Amerikaanse eenheden die zich op 7 mei opstellen op het Plein, maar zich niet met de Duitsers bemoeien.

Op de volgende ochtend, nog vóór openingstijd, stoppen voor de winkel open gaat drie Amerikaanse legervoertuigen van het Geallieerder Opperbevel voor de deur. Luitenant Wall vraagt of De Vijf Vocalen de distributie voor Den Haag en omgeving op kan verzorgen van het tijdschrift Kijk, een publicatie van het nieuwe Militair gezag.
Het is veel werk, maar er valt goed aan te verdienen en het is een enorme reclame voor de zaak. Visser voelt zich vereerd en vermoedt dat hij dit krijgt toebedeeld als compensatie van de sluiting van vorig jaar en neemt een eerste pakket in ontvangst. Met genoegen ziet hij dan ook hoe al snel het publiek vier rijen dik tot om de hoek van de Hoge Nieuwstraat staat te wachten om een exemplaar van "Kijk" en andere publikaties te kunnen bemachtigen. Hoewel de portemonees vrijwel leeg waren, had men het geld er graag voor over.


Het eerste exemplaar koste 60 cent, de volgende 40. Per aflevering werden er duizenden verkocht.

De echte bevrijdingsmacht komt pas op woensdagavond als het First Canadian Corps en de Prinses Irene Brigade via de Bezuidenhoutseweg Den Haag binnen rijden en bij het stadhuis aan de Groenmarkt officieel worden verwelkomd door Burgemeester De Monchy die twee dagen tevoren de NSB burgemeester Westra had opgevolgd.
Vanaf de Groenmarkt reed de stoet naar het Paleis Noordeinde en via de Heulstraat naar de Kneuterdijk waar Visser zich in de menigte had begeven. (Op de foto links naast de gevechtswagen van de Prinses Irenebrigade de man met hoed.).


Enkele dagen later is Visser getuige van de aftocht van Duitse krijgsgevangenen. Hij laat op papier zijn frustratie de vrije loop en schrijft: Het rijk der moffen was ten einde al bleven van het vullus nog velen gewapend rondlopen. Later hebben we hen geheel ontwapend zien wegtrekken onder geleide van Engelse tanks, en na elke groep van 200 moffen. De meesten hadden zich een wandelstok uit een boomtak gesneden, waarschijnlijk in het vooruitzicht dat ze naar hun 'Heimat' terug moesten LOOPEN.


De 's Gravenhaagse Boekhandelaarsvereniging viert de bevrijding op maandag 14 mei. Er zijn toepasselijke gedichten en teksten gemaakt die Visser als voorzitter van de vereniging declameert. Hoewel er een hoge opkomst is constateert hij dat er weinig eigen personeel is en concludeert dat verschillende van hen iets anders willen gaan doen na de geborgenheid die de boekhandel hen tijdens de oorlog heeft geboden. Om de lege plekken op te vullen neemt hij vier meisjes aan die natuurlijk nog wel moeten worden ingewerkt en in het Nieuwsblad voor december Boekhandel van juni staat een vacature voor Chef School- en Studieboeken (mnl/vr)

Zelf stuurt hij een sollicitatiebrief naar de geallieerden. Hij ziet zichzelf als zeer geschikt om de Börsenverein des Deutschen Buchhandels te gaan reorganiseren en te ontdoen van de smetten vanuit de Nazitijd.
Hij schrijft dat hij met 56 jaar van plan is zich uit de zijn bedrijf terug te trekken. Een opvolger is al enkele jaren bij hem werkzaam en kan alles overnemen zodat hij wel voor 4 of 5 jaar in Duitsland wil gaan wonen om deze taak uit te voeren.
Antwoord krijgt hij nooit, en hij noteert op de kopie dat dat waarschijnlijk nooit is verzonden.

Twee weken na de bevrijding verhuist het gezin Visser van de woning boven de winkel naar een (zoals Visser schrijft) gerieflijk huis aan het Zuidwerfplein in de wijk Marlot. Zijn familie die sinds het bombardement nog bij hem inwoont verhuist mee. Medewerkster Mejuffrouw van Sloten en haar zuster die toen ook bij hen instrokken blijven in de woning. Hij laat voor ze achter: een bed voor ieder, elk een stoel en samen een tafel.

Zo direkt na de oorlog gaat het met de boekverkoop nog niet gemakkelijk. Goed papier is schaars. Enige verlichting brengt het als hele oplagen van boeken die de bezetter welgevallig waren worden vernietigd en het papier voor nieuwe uitgaven beschikbaar is.
In het Nieuwsblad voor de Boekhandel is te zien dat dat snel verbeterde, want in in de zomer van 1945 verschijnen er alweer veel nieuwe publikaties waarvan het opvalt dat zeker de helft een onderwerp uit de pas afgelopen oorlog heeft.

Tijdens de laatste oorlogsmaanden waren vrijwel alle scholen gesloten, maar in de loop van mei openden ze weer en werd het bij De Vijf Vocalen schoolboekentijd als vanouds. De examenleerlingen hoefden geen examen te doen, maar konden een diploma krijgen op grond van de studieresultaten van het laatste jaar. De andere scholieren konden weer naar De Vijf Vocalen om hun boeken voor het nieuwe schooljaar te kopen.
De keldervoorraad atlassen en woordenboeken konden weer naar de 1e etage en de uitgevers van schoolboeken leverden weer nieuwe voorraad. De oude waren immers niet meer bruikbaar omdat daar hele stukken uit waren verwijderd op last van de bezetter.

Geleidelijk kwam het normale leven in een boekwinkel weer terug, met nog één hobbel door de geldsanering in september. Veel boekliefhebbers hadden in de maanden daarna onvoldoende liquide middelen zodat er veel op rekening werd verkocht.

Als bestuurlid van de Nederlandse Boekverkopersbond neemt Visser zitting in een Commissie die het contingent boekhandelaren en uitgeverijen moet zuiveren van leden die zich tijdens de bezetting onwaardig hebben gedragen.
Dat hij veel bestuursfuncties bekleedde was te merken aan het ontbreken van de oekazes waarin hij het personeel instrueerde over onderwerpen als het gedrag jegens de cliëntele tot het hergebruik van elastiekjes. Deze ontbraken in 1945 en de leiding van de zaak was geheel in handen van bedrijfsleider Heule die tijdens de oorlog zo'n belangrijke rol speelde en als opvolger van Visser was aangemerkt, maar die later toch na enig ongenoegen van het toneel zou verdwijnen.

Het is duidelijk dat M.J. Visser tijdens de oorlogsjaren van belang is geweest voor de Nederlandse boekhandel in het algemeen en voor De Vijf Vocalen in het bijzonder. Hij heeft 'zijn zaak' door moeilijke tijden gesluist. Waar hij ten opzichte van het personeel erg principieel en overtuigd van zijn eigen gelijk was, bleek hij in oorlogstijd het nodige opportunisme te kunnen opbrengen. Dat heeft hem bij het overeind houden van de winkel geholpen en heeft er ook toe bijgedragen dat het personeel de oorlog - zeker qua voedselvoorziening - beter is doorgekomen dan de doorsnee Nederlander in het westen van Nederland.
Nu deze moeilijke jaren achter de rug waren kon hij met zijn medewerkers aan de slag om het bedrijf om te vormen tot een boekhandel van allure.


(Met dank aan Leonore van der Heem voor de informatie uit het familie archief.)

                                                                                       Terug naar het begin