DE VIJF VOCALEN

Thema uit de geschiedenis van De Vijf Vocalen


Oorlogstijd: 1940-1943


1940
Over de maanden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de vijf jaar bezettingstijd heeft directeur M.J. (Marie Johan) Visser erg veel bijgehouden.
Zijn aversie tegen het Nationaal Socialisme had hij al getoond met de bekende etalage uit 1939 met de 'brandstapel' van in Duitsland verboden boeken.

Deze, en andere boeken die van de bezetter niet meer mochten worden verkocht waren al op 23 mei 1940 uit de verkoop gehaald en in twee kisten ('te Uwer beschikking') in de kelder gezet, zo deelde Visser aan de Duitse Legatie mee.

In september verschijnt een boekje met teksten uit het NSB-dagblad Volk en Vaderland. Door de voorloper van de Kultuurkamer wordt het gezien als een oproep aan boekhandelaren en bibliotheken om zich te conformeren aan de nieuwe orde van de bezetter.

Enkele citaten:
Het zijn vooral de boekverkoopers die thans in verslagenheid terneer zitten, geestelijk vastgeloopen en zonder kracht om werkelijk de "loyale medewerking" te verlenen waarop de Duitse autoriteiten hebben aangedrongen.
Ook belicht men de mismoedigheid in de branche en het misplaatste idee dat Engeland wel zal winnen, bovendien - zo oordeelt de schrijver - zoeken de hun klandizie in verkeerde kringen: Regenten-families, de zgn. meer gegoeden. Deze deftige bovenlaag verkeert nog steeds in het onzekere of het nationaal- socialisme haar straks de rekening zal voorleggen.
En
Het behoort tot één der verschrikkelijkste consequenties in de beschavingsgeschiedenis de cultuur moedwillig te hebben beperkt tot degenen die zich deze "weelde" konden veroorloven en verder 't gezin in de plaggenhut, de mijnwerker, de haringvischer, de landarbeider geheel van het Nederlandsch cultuurbezit te vervreemden.
Tenslotte volgen enkele voorbeelden van wat een vertegenwoordiger die Mein Kampf aan de boekhandels probeert te slijten te horen krijgt.
En dat zijn geen uitlatingen van Joden, maar van oogenschijnlijk normale zakenmenschen van Germaanschen bloede.
Concrete oplossingen hoe de boekhandelaren zich uit dit morele moeras konden bevrijden werden niet aangedragen, maar dat mocht je voor de 5 cent die het boekje kostte ook niet verwachten.

Het zal niet aan het de teksten uit dit boekje hebben gelegen dat in oktober 1940 Visser, in zijn functie van secretaris van de Nederlandse Boekverkopersbond een circulaire naar de collega-boekverkopers zond met een oproep om lid te worden van de Nederlandse Unie. Die - opgericht door o.a. de latere premier De Quai - streefde na om onder de bezetting het nationaal bewustzijn te behouden en daarmee tradities en voorrechten voor de Nederlanders veilig te stellen.
Als voorbeeld meldde hij zich aan als lid.
Later zou men dit op het randje van collaboratie vinden, maar de pragmaticus Visser meende dat hij op die manier de belangen van de boekhandel en het lezende volk veilig kon stellen.

Vanaf de brandstapel-etalage had de NSB Visser en zijn boekhandel al op de korrel en de circulaire kon in die kringen geen waardering vinden.

In het nationaal-socialistisch weekblad 'Volk en Vaderland' van 18 oktober 1940 staat een artikel verluchtigd met een cartoon over minister-president Gerbrandy. Mij komt het voor, dat ieder oprecht Nederlander geroepen is, naar de mate van zijn kracht mede te werken, dat deze nieuwe orde in Nederland zoo Nederlandsch mogelijk zij en tot stand komt zonder intimidatie, terreur, koppelriemen en (als symbool van trappen) zware kaplaarzen.

Hoewel men aanvankelijk nog schrijft dat Visser een man van beschaving heet te zijn, verandert de toon: 'Wat bedoelt de fijn culturele heer Visser eigenlijk? Is de hoofdpersoon van Vestdijks "meneer Vissers hellevaart" misschien familie van hem?'
Vooral zijn aversie tegen koppelriemen etc. moet het ontgelden en blijkt tegenstrijdig met hetgeen Hitler op pagina 501 van Mijn Kamp schrijft over kerngezonde lichamen die op de eerste en geestelijke capaciteiten die op de tweede plaats komen.
'Meent dan de heer Visser die karaktervastheid vormt met een winkel vol halfzachte literatuur op te wekken?''

De schrijver fulmineert verder en komt uiteindelijk tot de conclusie dat de heer Visser nog politiek zoekende is.

Inmiddels was het Referat Schrifttum opgericht, bedoeld om de uitgifte van boeken te bewaken en het Duitse boek te promoten. Het maakte deel uit van de Hauptabteilung Volksaufklärung und Propaganda en stond onder leiding van dr. H. Lohse, voor de oorlog bediende bij boekhandel Köhler & Volckmar in Leipzig.

Het Referat was gevestigd in het voormalige paleis van prinses Juliana aan de Kneuterdijk 20, dus schuin tegenover nr. 11 wat gemakkelijk was omdat de heer Visser door de Duitsers verzocht was om namens de Boekverkopersbond op te treden als contactpersoon.

Lohse stond bekend om zijn onbehouwen en opvliegend gedrag en later zou Visser over hem schrijven: '
Het was het type van een Duitscher met een minderwaardigheidscomplex, die zich laat gelden als hij de macht daartoe meent te hebben; opvliegend, onredelijk, argwanend en toch soms tembaar door een grooten mond, maar daarenboven corrupt. Wie een wit voetje bij hem wilde halen, moest spreken van Dr. Lohse, ofschoon hij een universiteit nimmer anders dan van buiten had gezien.





Dat het Referat door de Duitse regering belangrijk werd gevonden bleek wel door een bezoek van de verantwoordlijk minister dr. Joseph Goebbels in juni 1940.

In het eerste oorlogsjaar steeg de omzet nog en in december ontving het personeel een gratificatie van 20 gulden.
Het zou wel het laatste jaar met omzetstijging zijn, want in de volgende jaren daalde de omzet met tientallen procenten per jaar terwijl de belastingdruk steeg.

1941
In februari stak Visser de Kneuterdijk over om aan Lohse toestemming te vragen om de boekenweek te houden. Om hem gunstig te stemmen gaf hij hem het boekenweekgeschenk cadeau. Dat was dit jaar 'Novellen en gedichten' van Victor van Vriesland en Emmy van Lokhorst.
Lohse gaf toestemming en de boekenweek werd georganiseerd voor de eerste week in maart.
Op 27 februari echter, verscheen in een andere NSB krant een artikel over het boekje waarin (schandelijk!) verzen van 'den jood Aron Mok' stonden en het voorwoord door een 'halve jood' was geschreven.
Op de eerste dag van de boekenweek trok Lohse de goedkeuring in en werden de 20.000 boekenweekgeschenken in beslag genomen en vernietigd.
Het zou zomaar kunnen dat dit het beeld dat Lohse van Visser had eveneens minder rooskleurig heeft gemaakt.

Gaandeweg ontstond er een gebrek aan goed papier en om niet met een lege winkel te zitten, was het zaak om zoveel mogelijk in te slaan van wat bij de uitgevers nog te krijgen was en niet alles in te leveren wat niet geheel arisch of voldoende duits-gezind was.
Atlassen en woordenboeken waren in trek. Ze werden zoveel mogelijk besteld en onherkenbaar verpakt in de kelder onder de winkel opgeborgen. Hiervoor was achter de rekken met de archiefdozen met brieven, kasboeken etc. een ruimte gemaakt waar ook boeken die de bezetter onwelgevallig waren een plek vonden.
Slechts mondjesmaat werd er iets naar boven gehaald als een klant vertelde voor zijn studerende kinderen een atlas etc. nodig te hebben.


Ook kwam er censuur op school- en studieboeken. Niet in de zin van verboden op hele oplagen, maar op pagina's die 'Deutschfeindlich' zouden zijn. Het personeel moest die eruit scheuren. Eén ervan was uit Meurs en Baudet: Toegepaste Scheikunde waaruit kundige leerlingen wel eens konden leren om explosieven te maken.

Op 14 december overlijdt Visser senior. Negen jaar eerder had hij de zaak aan zijn zoon overgedragen na er zelf 54 in te hebben gewerkt. 'Over de doden niets dan goeds' is een credo, maar uit de overlevering komt over deze Jan Visser naar voren dat hij humeurig, plaagziek en vrekkig was. Als dat nou alles was, maar hij is ook behept met een harde en snauwerige stem. Medewerk(st)ers die aan zijn hoge eisen voldeden werden daarentegen wel beloond. Zo kregen zij lang voordat daarover wettelijk iets was geregeld een week verlof per jaar met behoud van tractement.
De enige mildheid die hij toonde was als zijn kleinkinderen met hun moeder in de Wagenstraat winkelden en in de zaak kwamen.
Aan de Kneuterdijk liet hij zich niet vaak meer zien, wat verstandig was, want zijn zoon had welliswaar niet zulke uitgesproken karaktereigenschappen, enig autoritair gedrag was hem niet vreemd. Iets dat natuurlijk wel bij die tijd paste en in de 50er en zeker de 60er jaren pas ècht is veranderd.

1942
Sinds de ingebruikname van het pand in 1932 was de parterre de verkooptuimte en de 1e etage verhuurd als kantoor. Door de forse toename van de verkoop van school- en studieboeken wordt in juni de 1e etage daarvoor in gebruik genomen.

Op 1 september 1942 kwam er in de Nederlandse pers een bekendmaking die inhield dat boekhandelaren lid moesten zijn van de Kultuurkamer. Voor Visser een dilemma, maar hij meldde zich aan, want lidmaatschap van welke organisatie dan ook, heeft slechts zin voor zoverre het door eigen wil van het lid wordt verkregen.
Het gedwongen lidmaatschap van de z.g. Kultuurkamer heeft dus geen zin.
Behalve de zinloosheid was het risico voor zijn gezin ook een argument om zich aan te melden.



Geen enkele boekhandelaar heeft overigens ooit een verplicht lidmaatschap gekregen, en dat deze aanmelding niets betekende werd Visser later duidelijk.

1943
Hoewel dit jaar nogal geruisloos voorbij ging, was de heer Visser zich bewust van naderend onheil. In zijn memoires schrijft hij over de etalage die in 1938 was ingericht met een grote bascule waar in de schaal die ver naar beneden was doorgeslagen het kleine boekje Neerlands Geestesmerk van prof. J. Huizinga lag en in de schaal hoog in de lucht het dikke boek van ideoloog van de Nazi's Alfred Rosenberg 'Der Mythus des XX. Jahrhunderts" en vermoedde dat de Duitsers al jaren zinden op wraak.



In april had ene Van Oudshoorn, kaashandelaar in Den Haag, NSB-er en werkzaam voor de Kultuurkamer aan de hospita van de chef Belletrie W.F. van Broek gezegd dat de boekhandel dicht zou gaan.
Men zag Visser daar als hoofd van het verzet vanuit de boekhandel en zocht een stok om de hond te slaan.

Dat die is gevonden is te lezen in Oorlogstijd 1944-1945.

                                                                                       Terug naar het begin