DE VIJF VOCALEN

Herinneringen uit de geschiedenis van De Vijf Vocalen


Viezerik


Juffrouw, u bent een viezerik!

De ‘grote baas’, de heer J. Visser, had een oekaze uit laten gaan over de lijmpotjes.
Dat waren in mijn jaren bij de firma (1956-1960) glazen potjes Gluton, met een kwastje erin. Op ieder bureau van de bestelafdeling stond er een.
Als wij de bestelde boeken hadden uitgepakt, moesten we de facturen direct apart nemen en uiteraard eerst controleren of de inhoud van de zending klopte met de factuur, maar het belangrijkste was om te kijken of er nog extra korting werd gegeven. Bij sommige uitgevers mocht 2% worden afgetrokken van het eindbedrag, als de betaling binnen zeven dagen plaats vond.

Daartoe had de heer Visser formulieren laten stencilen met een tekst: "LET OP: betalen binnen zeven dagen’. En dat formulier werd met Gluton onderaan de rekening geplakt. Dat was voor de boekhouding een seintje om die rekening met voorrang te betalen.
Je kan je voorstellen dat als steeds het kwastje werd afgestreken langs de rand van het potje, dat er een dikke laag lijm ontstond, zodat de opening van het potje steeds kleiner werd. Dus, in de oekaze stond dat het personeel verplicht was, iedere dag de rand van het lijmpotje schoon te maken. Natuurlijk deed niemand dat, ook ik niet.

Op een dag kwam de heer Visser in grote haast uit zijn kantoor met wat papieren in zijn hand, en aangezien mijn bureau het dichtst bij zijn kamer stond, kwam hij recht op mij af en vroeg: ”Mag ik uw lijmpotje even, ik moet wat opplakken”. En ja hoor; vol afkeer bekeek hij mijn bijna dichtgeslibde lijmpot en hij zei verontwaardigd: “Juffrouw, u bent een viezerik”.
Ik reageerde niet, wat moet je daar op zeggen? Nogmaals constateerde hij dat ik een viezerik was en zei op dringende toon: “Wat bent u nu?” Moest ik hem nazeggen dat ik een viezerik was! Dat weigerde ik en volhardde in mijn zwijgen. De hele bestelafdeling viel stil. Niemand zei een woord en wachtte vol spanning op de afloop. Nogmaals nodigde de heer Visser mij uit mezelf een viezerik te noemen en weer zweeg ik. Kwaad liep hij terug zijn kamer in. Van mijn collega’s ontving ik een geluidloos applausje.

Drie dagen later, glipte een glazen globe uit mijn handen: met een enorme klap viel hij in duizenden stukjes. Op de houten sokkel zag ik de prijs: fl. 300,=. “Ga het maar aan meneer Visser vertellen zijn mijn chef”. Het zweet brak me uit dit wordt einde dienstverband. Als hij al zo’n toestand maakt over een lijmpotje, dan kan dit ongeluk alleen maar ontslag betekenen. Schoorvoetend ging ik met het restant globe naar zijn kamer en vertelde wat er was gebeurd.
Over zijn halve brilletje keek hij eerst naar de kapotte globe, toen naar mij en zei: “Ach juffrouw, een ongelukje kan iedereen overkomen, ruimt u alles maar op”.


Voorschoten, mei 2015, Loes de Keuning-Volkers